De vorstelijke stijl van Dresden in Groningen
(NRC Handelsblad, 10 januari 2015)
Stel, je bent vorst ergens in Europa (Saksen) en via slim spel
- bekering tot het katholicisme, het uitdelen van een zak geld -
schop je het eind 17e eeuw tot koning van Polen. Wat doe je dan
om die positie op gepaste wijze te bekleden? Juist: kunst inzetten
ter glorificatie van je nieuwe rijk. Maar alle begin is moeilijk,
blijkt uit het onbeholpen ruiterportret van de nieuwe Saksisch-Poolse
koning August II uit 1728. Het paard steigert, de vorst is met goud
behangen, alles wappert, maar artistiek schoot de terecht anoniem
gebleven schilder tekort.
Het doek vormt de aftrap van een tentoonstelling schilderijen in
het Groninger Museum, die destijds zijn verzameld door de twee Saksisch-Poolse
vorsten August II en III. De collectie is afkomstig uit de Gemäldegalerie
Alte Meister in Dresden, de voormalige hofstad van deze koningen.
Vooral tijdens de regeerperiode van zoon August III zou die stad
een artistiek centrum worden - een succesvolle poging om de pracht
van zonnekoning Louis XIV te evenaren. En het trok genoeg kunstenaars
aan om de rest van de opdrachten succesvoller te laten verlopen.
De portretten van August III en zijn vrouw worden in de tentoonstelling
omgeven door stadsgezichten van hun Venetiaanse hofschilder Bernardo
Bellotto, die Dresden schilderde vanaf de Elbe. Aan weerszijden
van de rivier etaleerde hij de meest prachtige gebouwen, gelijk
hoe in die tijd 'vedutes' vanaf het Canal Grande in Venetië werden
geschilderd.
Italië was sowieso mode in de schilderkunst, zeker in de kunst die
August II en III verzamelden: Carracci, Titiaan, Canaletto. De tentoonstelling
toont zacht omrande Italianiserende landschappen met door Noord-Europese
schilders verzonnen Romeinse tempeltjes. Hun nieuwe katholieke geloof
illustreerden de vorsten met lieflijke Madonna's en een huilende
Christus van Guido Reni, vol pathos de boodschap van de contra-reformatie
uitdragend. Al kochten ze soms ook meer barok werk, vuiler, dramatischer,
zoals Ribera of Rembrandts magnifieke Roof van Ganymedes. Volgens
de legende vermomde een verliefde Zeus zich tot adelaar om de knappe
jongeling te ontvoeren. Sterk verhaal, moet Rembrandt gedacht hebben
en portretteerde Ganymedes als een blèrende en plassende peuter:
meer vent krijgt zo'n vogel immers niet van de grond.
De vorsten zullen dit doek vooral gekocht hebben om Rembrandts faam,
hun smaak was veel meer klassiek harmonieus. Wetend dat hun Italiaans
uitziende collectie om strategische redenen bestond, bekijk je de
tentoonstelling anders dan doorgaans in musea. En dat is interessant.
Dan zie je hoe hun klassieke stijl uitdraagt hoe het leven van de
vorsten in alles - natuur, naakten, steden, bloemstillevens - eleganter
is dan bij gewone stervelingen. Juist klassiek georiënteerde schilders
streefden naar een perfecte schoonheid. Bloemen uit verschillende
seizoenen samen in één vaas? Bij August II en III kon dat. En die
bloemstillevens en hun andere schatten toonden ze in een openbare
collectie, wat lijkt te onderstrepen dat hun wereld net een treetje
hoger was dan die van alle anderen. Zo werkte de kunst.
En sommige kunst bleef dat doen. Het mooie van een historische tentoonstelling
is dat er altijd een verhaal van gemaakt wordt, met een begin en
eind. Dat is wat suggestief, kunstgeschiedenis loopt door. Maar
het rijk eindigde wel, in 1763, door de zevenjarige oorlog. Toch
schilderde Louis de Silvestre in 1757 de Romeinse vredesvorst Augustus
als parallel met August III. En hofschilder Bellotto portretteerde
in 1762 al even hoopvol de Saksische personificatie van onbuigzaamheid.
Intussen stortte het rijk in, Dresden werd deels verwoest, August
III stierf, maar als trouwe dienaar hield de kunst de grandeur van
zijn 'Florence aan de Elbe' hoog.

Tentoonstelling: Het Geheim van Dresden, t/m 25 mei 2015 in het
Groninger Museum, Museumeiland 1, Groningen. Di-zo 10-17u.
www.groningermuseum.nl (foto via Groninger Museum: Bernardo
Bellotto, gezicht op Dresden)
|